Je hebt een moeder, maar daar is ook alles mee gezegd

Toen ik begon als gezinshuisouder was ik geen moeder. Dat maakte dat ik emoties tussen een ouder en kind niet kende. Kon ik achteraf gezien bepaalde zaken daarom makkelijker ‘zakelijk’ beoordelen.

Nu ik zelf een paar jaar (pleeg)moeder ben, denk ik nog vaak terug aan deze periode. Zeker rondom feestdagen en al helemaal rondom moeder- en vaderdag. Ik weet hoe extra zwaar het voor veel kinderen in Nederland voelt, nu het bijna moederdag is. We worden overladen met reclames om vooral je moeder fijn extra te verwennen. Zij die altijd voor je klaarstaat. Zij die alles voor je doet. De allerliefste vrouw.
Kan je je voorstellen hoe klote dat moet voelen voor velen kinderen die wel een moeder hebben, maar zij niet voor je kan of wil zorgen?

Hoe kan je elke keer weer met drugs in een vliegtuig stappen? Je weet van de risico’s, maar je neemt deze voor lief en je laat jezelf ‘gewoon’ weer voor een aantal jaren opsluiten? Dat je meer dan vier kinderen hebt rondlopen, in diverse instellingen, en je ze nooit kan zien. Ik heb haar toentertijd opgezocht in de gevangenis, samen met haar zoon. Vond het toen vooral ook zo zielig voor haar, dat ze blijkbaar in een wereld terecht was gekomen, waar ze niet meer uit kon stappen. Dat ze haar kinderen niet kon zien. Maar nu ik zelf moeder ben, denk ik ook; waarom heb je nooit hulp gezocht? Waarom zoveel kinderen op de wereld gezet, waar je amper voor hebt kunnen zorgen? Hoe kan je na jaren naar het buitenland ‘vluchten’ en je kinderen achterlaten in Nederland? Ik vind haar niet meer zo zielig…

Hoe kan je jezelf zo naar de klote drinken, zoveel middelen gebruiken, terwijl je zo’n lief jongetje op de wereld hebt gezet? Waarom in al die jaren, toen hij je zo hard nodig had, niet vaker en harder geknokt
om van die troep af te komen? Waarom pas na zeventien jaar….?

Ik kan mij niet voorstellen, hoe klote je leven ook is, je niet knokt voor je kind. Je alles geeft. Met bloed, zweet en tranen. Jij hebt dit kind op de wereld gezet, hij heeft hier niet om gevraagd.
Hoe lig je ’s avonds als moeder op bed, terwijl je je kind nooit ziet? Hem nooit kan aanraken, kan ruiken. Nooit zijn verjaardag kan vieren. Ik zou gillend gek worden….

Gelukkig kan en wil ik het mij niet voorstellen. Heb ik nu veel meer medelijden met deze kinderen. Heb ik er meer verdriet om, nu ik zelf moeder ben.

Sta er vandaag even bij stil. Als je een bezoek brengt aan je moeder. Knuffel haar extra, namens alle kinderen die juist vandaag een extra knuffel kunnen gebruiken.

Voor jou
Als je vandaag met meer pijn aan je moeder denkt.
Als je haar zorg en warmte mist of haar misschien nooit hebt leren kennen.

Voor jou.
Als moederdag moeilijk voor je is.

Ik hoop dat je het red. Misschien een pleegmoeder hebt. In ieder geval iemand hebt, waar je soms kan schuilen, warmte voelt. Aandacht. Liefde.

Weet dat jij er mag zijn.

Op elk potje past een dekseltje

Bezig om de vele vragenlijsten in te vullen. Om zo weer opnieuw te kunnen starten met een pleegkind. De vragen zijn heel divers. Over je jeugd, schoolperiode, familie, relaties. Mooie vragen; wat vindt u het prettigst van het samenleven met uw partner? Moeilijke vragen; wat vindt u van een pedagogische tik?

Het levert in ieder geval weer mooie gesprekken op tussen mijn man en mij. Ook referenties opvragen bij buren, familie en vrienden. Je wordt weer even ‘binnenste buiten gekeerd’. Het is goed al die vragen. Maar je kan het allemaal nog zo mooi verwoorden, op papier of in gesprekken, het moet je liggen. Moet in je zitten. Om andermans kinderen in je huis te nemen. Met hun ‘zware bagage’ en niet te vergeten het netwerk om het kind heen.

Tijdens de periode in het gezinshuis heb ik van dichtbij gezien dat niet iedereen het kan. 24 uur per dag, zeven dagen in de week, voor een kind van een ander zorgen. Zeker niet als je het uit een soort
‘goedheid’ wilt doen. Of de overtuiging hebt dat je deze kinderen ‘wel even’ kan veranderen. Ze ‘eigen’ kan maken. Kleine stapjes vooruit, daar moet je het meedoen. De één hecht wel, de ander totaal niet. Dit kan teleurstellingen geven, frustraties, als je die hoop wel had toen je begon als pleegouder.

Een van mijn pleegkinderen heeft in een gezin gewoond, waar onder andere het geloof een belangrijke rol speelde. Op een gegeven moment gaf dit wrijving, omdat hij hier niks mee wilde. Gaf het soms strijd
en verdriet omdat zij hun normen en waarden zó belangrijk vonden, maar hij die mede door zijn stoornis niet allemaal waar kon maken. Hierdoor ontstonden er meer conflicten. Zijn gedrag werd extremer. Hij ging zich meer afzetten en uiteindelijk heeft zijn voogd hem uit het gezin gehaald. Soms vraag ik mij dan wel eens af; wat als hij in een ander gezin was geplaatst, was het dan misschien anders gelopen in z’n leven? Waren de leefgroepen dan niet nodig geweest en had hij in een gezin kunnen opgroeien?

De match tussen een kind en een pleeggezin/gezinshuis is ook moeilijk. Ik geloof erg in een klik. Het gevoel. Dat kan je al snel hebben is mijn ervaring. Toen onze jongste pleegzoon in ons gezinshuis werd
geplaatst, hielden vele gedragswetenschappers en psychologen hun hart vast. Zij waren ervan overtuigd dat hij dit nooit aan zou kunnen, een gezin. Gelukkig zijn voogd wel. Die had na een gesprek met ons het
vertrouwen dat wij dit aankonden. Hij heeft het gered. Ruim drie jaar, om binnen ons gezin te zijn wie
hij is. Zeker niet altijd makkelijk, soms zelfs erg heftig. Maar mijn man en ik hadden vanaf de eerste kennismaking een klik met hem. Een goed gevoel. Daardoor konden we meer van hem hebben. Lag onze grens waarschijnlijk hoger dan bij een ander stel.

Er zijn zoveel kinderen, met zoveel stoornissen. Ieder met een ander verhaal. Ieder met zijn of haar bagage. Maar ik geloof dat ‘op ieder potje een dekseltje past’. Voor elk pleegkind een passend gezin/ouder gevonden kan worden. Bij een langdurige plaatsing is dit ook van groter belang dan bij een weekendgezin. Dé match.

Helaas is door de lange wachtlijsten of door een crisis situatie de ideale match niet altijd te maken. Mogen we al blij zijn als er een gezin hun deur wagenwijd openzet om per direct, zonder kennismaking, een kind veilig op te vangen. Chapeau!

Welk gedrag vindt u moeilijk om mee om te gaan? In welke sfeer bent u grootgebracht? Nog even wat vragen te beantwoorden. Best een boel werk. Maar het is het uiteindelijk waard. Wij en onze dochter een warm thuis, hopelijk voelt binnenkort een kind zich hier ook thuis.
Wordt vervolg

Vlinderkus van mijn jongste pleegzoon

Hoe gaat het met jullie jongste pleegzoon? Die vraag wordt ons vaak gesteld. Mede door de heftige periode die we vorig jaar met hem hebben meegemaakt en waarover ik als uitlaatklep dit blog schreef: verdriet en zorgen om mijn pleegzoon

Ik vind het moeilijk om te verwoorden hoe het met hem gaat. Hij woont nog steeds op de plek waarvan de rechter ook dacht dat het de beste plek voor hem zou zijn, na het ‘zwervend’ bestaan vorig jaar. Meer toezicht, redelijk afgelegen, weinig prikkels en afleidingen in de buurt. Hij heeft daar een dagbesteding. Momenteel in de houtbewerking. Hij heeft daar letterlijk de ruimte als hij zijn boosheid kwijt moet. Genoeg bomen om tegenaan te trappen.

Maar ook hier zien en behandelen ze hem vaak als een volwassene. Verwachten ze dingen van hem, die hij niet waar kan maken. Vragen ze dingen van hem, die hij niet begrijpt. Soms wil hij het ook niet begrijpen. Na zoveel jaren weet hij de gedragswetenschappers en psychologen ook wel te ‘bespelen’. Weet hij de ‘gewenste antwoorden’ wel te geven. Maar naar mijn mening wordt hij ook hier nog vaak ‘overvraagt’.

Verzekeringen regelen, omgaan met geld, dagelijkse verzorging, eten koken, medicatie op gepaste tijden innemen, verlof regelen. Ik noem maar wat zaken. Hij zal het zo graag allemaal willen doen. Hij zal het zo graag allemaal willen regelen. Maar hij kan het niet. Toch worden bepaalde zaken wel van hem verwacht. Met als gevolg dat bijvoorbeeld het verlof naar ons toe erg moeizaam verloopt en er soms lange periodes tussen zitten. Dat frustreert mij.

Vele gesprekken heb ik hierover met zijn mentor. Dat hun verwachtingspatroon bijgesteld moet worden. Natuurlijk ben ik een voorstander van ‘alles eruit halen wat erin zit’, maar zorg ervoor dat de zaken die hij niet zelf op orde krijgt, voor hem geregeld worden. Begeleid hem. Kom afspraken na. Help hem, om zijn paar familieleden die hij nog heeft, wekelijks even te bellen. Hij mist ons, maar dit zal hij nooit hardop uitspreken. Pak samen met hem een keer die telefoon. Zo moeilijk is dat toch niet? Als je als mentor zelf je afspraken al niet nakomt, hoe kan je dit dan een jongen leren die dit zo hard nodig heeft in z’n leven; structuur, rust en duidelijkheid.

Ik bel hem regelmatig. Standaard zegt hij dat het goed met hem gaat. Ik hoor aan zijn stem wanneer dit niet zo is. Soms vraag ik door. Verteld hij eerlijk als er iets is voorgevallen. Over de verleidingen van drank en wiet. Over de zorgen die hij heeft hoelang hij hier kan blijven wonen. Wordt hij stiller als ik vraag naar het contact met zijn moeder en vader. Contact verloopt moeizaam, maar hij is trots op zijn moeder. Ze is momenteel, sinds lange tijd, een half jaar clean.

Elk gesprek sluit hij af met de vraag of ik mijn dochter een ‘vlinderkus’ van hem wil geven. De ‘vlinderkus’ is tussen ons ontstaan in het gezinshuis. Je gezicht heel dicht bij elkaar houden en dan met je wimpers ‘kusjes’ geven. De laatste woorden zijn altijd; “love you”.

Hoe het nu echt met hem gaat? Ik denk dat hij op zijn manier wel tevreden is. De plek waar hij woont geeft hem meestal rust. Hij trekt zich vaak terug op zijn kamer. Hij geeft aan dat hij de groep vaak te druk vindt. Gamen doet hij (te) vaak, is zijn lust en zijn leven. Nu het mooier weer wordt, gaat hij vissen. Uren kan hij langs de waterkant zitten. Maar als hij ’s avonds op zijn bed ligt, weet ik ook dat er veel door zijn hoofd heen gaat. Onrust, verdriet, angst, onzekerheid. Dit blijft. Altijd. Slijt nooit. Er is teveel in zijn leven gebeurt om dat te behandelen. Daar is geen medicijn tegen opgewassen.

Niemand weet precies hoe zijn of haar toekomt zal verlopen. Die van hem zeker met vallen en opstaan. Ik gun hem nog steeds die woonplek op een kleinschalige zorgboerderij, met dagelijks werk voor hem. Met begeleiding die inziet en accepteert wie hij is en hoe hij is. Wat hij nodig heeft en aan kan. Maar wat de toekomst hem ook zal brengen, wij zijn en blijven er voor hem. Op papier is hij dan misschien volwassen, in mijn ogen blijft hij altijd ‘klein’.