Waar leg je de grens? Wanneer zou een kind niet meer bij ons kunnen wonen? Hoe bescherm je jezelf?
Vragen die wij onszelf wel stelden, alvorens wij aan pleegzorg begonnen. Vertrouwen, kwam bij mijn man en mij gelijk als eerste antwoord. Als je onder een dak gaat wonen, moet je elkaar kunnen vertrouwen.
We hadden een aparte kamer in het gezinshuis, die ook op slot kon. Een soort kantoor. Bij ons stond deze deur altijd open. Thuis bij mijn ouders hadden we ook geen gesloten deuren. Hier dus ook niet. Wel hadden we op het kantoor een kast die op slot was. Hierin zaten de dossiers van de kinderen, die best heftig waren. Te vertrouwelijk. Maar verder lieten mijn man en ik onze tassen, telefoontjes en portemonnees gewoon rondslingeren door het huis. We vertrouwden de kinderen en ze hebben in al die jaren ook nooit aan onze spullen gezeten.
Je veilig voelen was ook een van de voorwaarden. Ik was overdag vaak alleen thuis met de kinderen. Mijn man werkte fulltime buitenshuis. Het waren op z’n tijd temperament volle jongens, met flinke woedeaanvallen, maar ik ben nooit bang geweest dat ze mij zouden gaan slaan. Angst die ik wel kreeg, kwam meer in de loop van de jaren, bij ons jongste pleegkind. Hij had zoveel psychische stoornissen, dat door de hechting naar ons toe, in de loop van de jaren zijn aanvallen steeds grilliger werden. Hij kon dan letterlijk door het lint gaan. Zichzelf pijn doen. Daardoor kreeg ik wel een soort van angst in mijzelf. Ik kan hem niet meer rustig krijgen. Ik kan hem niet meer helpen. De angst, dat je als die nuchter bekijkt, je weet, dat hij niet meer lang bij ons kan blijven wonen. We hem ‘los’ moeten laten.
In de loop jaren van de jaren kreeg het vertrouwen in de oudste jongen scheurtjes. Het begon klein. Zich niet aan afspraken houden. Te laat thuis komen en bij navraag over het waarom, bleek zijn kant van het verhaal niet te kloppen. Ons niet meer recht in de ogen aankijken, als we hem met bevindingen confronteerde. Tot op de dag van vandaag, ook in mijn huidige baan, merk ik vaak, dat als mensen je niet meer recht in de ogen durven aan te kijken, ze iets te verbergen hebben. Zo ook bij hem.
Hij zonderde zich steeds meer af. Terwijl hij de eerste jaren veel beneden was, haast nooit op zijn kamer zat. We de mooiste gesprekken aan tafel hadden. Hij veel deelde met ons. Maar ook bij hem kwamen de hechtingsproblemen naar boven in de loop van de jaren. Hij ging ook testen hoe ver hij kon gaan http://canadianv..a/. Maar het liegen en bedriegen gebeurde nu bijna dagelijks. Waarbij buiten de deur ook strafbare feiten werden gepleegd. Maar elke keer zoek je samen de grens weer op. Vertrouwen we hem nog voldoende om hem in ons huis te laten wonen? Is er nog een opening? Want je weet, dat een deel van zijn gedrag door die klote hechtingsstoornis komt, waar hij deels niks aan kan doen.
Hij bleef echter contact houden met een verkeerde groep vrienden. Drank en wiet kwamen in zijn leven en steeds meer strafbare feiten. Vooral dat laatste maakte, dat ik hem langzaam aan niet meer ging vertrouwen in mijn eigen huis. Dat ik extra op onze spullen ging letten, waar hij gelukkig nooit aan gezeten heeft. Zware weken volgden. Je wilt voor hem vechten, het niet zomaar opgeven. Hij heeft al een plekje in je hart. Maar diep in mij wist ik ook, dat we dit niet gingen redden. Om met iemand samen in een huis te wonen, die je niet meer vertrouwd. Hij werd steeds minder onderdeel van het gezin. Hij zonderde zich steeds meer af. Hij stootte zich af. Mede door zijn hechtingsstoornis. Maar ook zeker door zijn drang naar het ‘foute wereldje’ van snel en makkelijk geld verdienen.
Het is niet niks, om tegen een jongen die jaren bij je gewoond heeft, op een dag te moeten zeggen: “Je mag niet meer bij ons wonen.” Erg zwaar! Hier zijn vele tranen en slapeloze nachten aan vooraf gegaan. Maar het bleek de juiste keuze in de loop van de jaren. Hij heeft al menig gevangenis van binnen gezien. Een tijd heb ik nog contact met hem gehouden. Sprak ik op openbare plekken met hem af. Zelfs eenmaal nog best een flink bedrag aan hem gegeven. Hij was onder andere zijn identiteitspapieren kwijt en kon daarom niet aan een nieuw baantje beginnen. Ik gunde hem wederom een nieuwe start. Maar mijn geld was denk ik, een uur nadat ik het hem gegeven had, al uitgegeven aan verdovende middelen. Dat is ook de laatste keer dat ik hem gezien heb.
Soms zie ik nog foto’s voorbij komen op Facebook. Hij is vader inmiddels. En achter dat stoere uiterlijk, zie ik na alle gebeurtenissen, toch ook nog steeds die lieve jongen met wie we gelukkig vele mooie momenten hebben beleefd. Waarvan ik ook overtuigd ben, dat hij toch dingen heeft opgepikt in die jaren dat hij bij ons gewoond heeft, en daar vast soms ook nog aan terugdenkt. Hij heeft zijn kansen gehad, bij ons, en ook de jaren erna in andere hulpvormen. Ondanks zijn klote jeugd had hij mogelijkheden voor een betere toekomst. Hij koos uiteindelijk zelf voor het slechte pad. Met vallen en opstaan probeert hij nu een toekomst op te bouwen. Op zijn manier.