En dan heb je na een sollicitatietraject van maanden gehoord dat je bent aangenomen als gezinshuisouder. Je denkt van heel veel zaken op de hoogte te zijn, maar wat er komt er dan nog veel op je pad.
Allereerst de reacties van deze en genen. Reacties bleven heel wisselend. Enthousiaste, maar ook veel reacties met vraagtekens. Wil je dit echt? Waarom een vaste baan bij een mooi bedrijf opzeggen? Je fijne huis verlaten? Ook bezorgde reacties; weet je wel hoe zwaar het kan worden? Je komt net uit een burn-out! Wat is überhaupt een gezinshuis? Wat moet je dan de hele dag doen? Maar ik merkte doordat wij een lang sollicitatietraject achter de rug hadden, wij met vol enthousiasme en overtuiging deze vragen konden beantwoorden, zonder twijfel of angst. Het was en is ook lastig om uit te leggen wat een gezinshuis is. Het is anno 2014 nog steeds voor velen een onbekende hulpvorm binnen jeugdzorg. Net als dat pleegzorg voor velen nog een “ver van mijn bed show” is. Helaas!
En dan moet een huis wat eerder een leefgroep is geweest, verbouwd worden tot een gezinshuis. We werden zo veel mogelijk betrokken bij de verbouwing en zaken waar we nog niet bij stil hadden gestaan, werden ineens realiteit. Aparte badkamers? Oh ja..wel handig, kinderen die hier komen wonen zijn geen familie van elkaar. Ontruimingsplan? Blijft natuurlijk een bedrijfswoning. Waarom zo’n groot washok? Misschien toch wel handig met vier kinderen in huis. Gelukkig hadden wij de mogelijkheid een bevriend binnenhuisarchitect erbij te betrekken. Die heeft er met name beneden echt een thuis van kunnen maken. De bovenverdieping van het huis heb ik al die jaren een soort ziekenhuisgang gevonden met heel veel deuren. Daar kon je moeilijk een huiselijke sfeer van maken. De verbouwing schoot op en we hebben in een dag alle meubels uitgezocht. Nog nooit zoveel geld uitgegeven. Ook aan de kinderkamers hebben we veel aandacht geschonken. In leefgroepen zijn het veelal gebruikte meubels. Wij gunden de kinderen die bij ons kwamen wonen, een eigen, geheel nieuw ingerichte kamer. Fris, een nieuwe start voor ze! Het inrichten was een feest, maar ook best vreemd. Wie zal er in dat bed komen liggen? Welke gesprekken zullen gevoerd worden in deze kamers? Zullen ze het fijn gaan vinden? Naast deze zaken kwamen ook de gesprekken met psychologen, gedragswetenschappers en voogden. Gesprekken over welke kinderen eventueel in ons huis zouden kunnen komen wonen. Wij werden het eerste gezinshuis dat zou starten binnen deze instelling, dus voor deze partijen werd het ook een eerste start, nog zoekenden welke kinderen hier geschikt voor zouden zijn. Wij hebben altijd aangegeven dat onze voorkeur uitging naar vier jongens. Allereerst om zo al problemen te voorkomen van het bijvoorbeeld verliefd worden op elkaar, zijn natuurlijk geen broers en zussen die onder een dak gaan wonen. Daarnaast ben ik meer een “jongens meisje” dan een “meisjes meisje”, opgegroeid met drie broers, dus dat voelde op de een of andere manier fijner. Dit was een wens van ons, waarvan wij ons natuurlijk bewust waren, dat dit in de praktijk anders kon verlopen. Ik kreeg voor het eerst dossiers onder ogen van eventuele kinderen die bij ons zouden kunnen komen wonen. Ik vond dat best heftig weet ik nog, om het zwart op wit te hebben, wat een kind vanaf de geboorte allemaal al had meegemaakt.
Weken vlogen voorbij, met het afscheid nemen bij mijn vorige werkgever, spullen uitzoeken, huurders zoeken voor ons huis. Toen kwam de dag van de verhuizing, naar ons gezinshuis. Maanden hadden we er naar toegeleefd en gewerkt en we hadden zo’n zin om te beginnen. Ik weet nog dat ik dwaalde door het grote huis, maar het voelde fijn. Ik liep door de kamers boven, nu nog leeg, maar hopelijk snel gevuld met spullen van elke kind afzonderlijk, waarvan ik hoopte dat ze zich hier snel thuis zouden gaan voelen.
We hebben een open huis gegeven voor familie, vrienden, collega’s. Trots waren we op hoe een leefgroep was omgetoverd tot een mooi gezinshuis. Fijn om dit te laten zien en te delen met mensen die je lief zijn. De eerste weken waren we nog met z’n tweeën in dat immens grote huis. De tuin werd nog aangelegd, internet moest nog geregeld worden en meer kleine klusjes in en rond het huis. We werden toen al snel geconfronteerd met het feit dat met name collega’s van de instelling moesten wennen dat wij geen leefgroep waren. Het kwam wel eens voor dat er opeens een klusjesman in mijn huis stond, zonder aanbellen, zonder afspraak, gewoon binnen komen vallen. Normaal misschien op een leefgroep, maar wij hebben ze wel even uitgelegd waarom wij het waarderen dat ze even een afspraak maken van te voren en ook aanbellen bij de voordeur. Een goed gevuld wijnrek in onze woonkamer. Keek men eerst ook een beetje vreemd van op binnen de instelling. Ja, op een leefgroep zie je dat niet. Terecht, zijn mensen in dienst en gaan na hun dienst naar huis. Maar mensen, dit is ons thuis. 7 dagen in de week, 24 uur per dag. Waar familie en vrienden over de vloer komen, want dit is ons thuis. En dan drinken we ook wel eens een wijntje. Voorbeelden waarin wij merkten dat de instelling ook zoekende was naar; wat is nu precies een gezinshuis? Wat verwachten wij van ze en hoe moeten wij ons opstelling naar de gezinshuisouders toe? Was een mooi, leerzaam proces. Met vallen en opstaan. Maar waarin wij wel altijd voor ogen hebben gehouden dat dit ons huis was, ons thuis, met onze normen en waarden, onze huisregels.
In die weken bleef het wel kriebelen, het huis was te leeg, te stil. Er moest leven in de brouwerij komen. Toen kwam gelukkig het moment dat bekend werd wie de eerste jongen was die in ons gezinshuis kwam wonen.
Over het kennismaken met de vier jongens (ja, het werden gelukkig vier jongens) en hun verhuizing naar ons gezinshuis volgt een nieuw blog
Wat een heerlijk stuk om te lezen en ook vaak zoooo herkenbaar ;-).
Dank je wel Erma, voor deze ‘inkijk’ in het zowel persoonlijke als kwetsbare proces van jou / jullie als gezin en gezinshuisouders.
Hartelijke groeten, Ynco de Jong