een nieuw hoofdstuk

Ik wil er nog een ‘hoofdstuk’ aan wijden en dan is het boek gelukkig gesloten. Een jaar waarin er veel is gebeurd. Binnenshuis voornamelijk. ‘Binnen in mijzelf’.

Ik geloof er nog steeds in; ‘delen is helen’, daarom wil ik nog een blog wijden aan dit onderwerp. Deels omdat ik veel steuntjes in de rug kreeg, doordat ik mijn ‘geworstel’ en verdriet deelde en deels omdat ik weet dat er veel mensen kampen met de klachten die ik had en heb en er soms nog een taboe op ligt, om er open over te praten.

Wat een jaar. Het begon met ‘op zijn’. Zo’n opgefokt en opgejaagd gevoel van binnen. Geen rust meer voelen, al maanden slecht slapen. Voor een gedeelte ook wel te verklaren. Een flinke reorganisatie op mijn werk, waarbij ik in de OR zat. Beide ouders ziek. Zorgen om onze jongste pleegzoon. Maar na een aantal maanden thuis, bleef de onrust/angst. Ik raakte er steeds meer van overtuigd dat er meer aan de hand was, dan alleen overspannen zijn. In mijn zoektocht kwam ik uit bij de vrouwenpoli. Veel klachten en ervaringen van vrouwen in die poli, kwamen deels overeen met mijn klachten. Halleluja, wat voelde dat fijn, dat er misschien oplossingen zouden zijn voor een deel van mijn klachten. Helaas wel een flinke wachttijd. Januari aangemeld, maar pas in mei een afspraak.

In de tussentijd probeerde ik de rust te pakken. Ontspanningsoefeningen doen, puzzelen, vele wandelingen, mindfulness, gesprekken met de psycholoog. Er zaten goede dagen tussen, waar ik ook wel genoot van het bezoek of een uitstapje, maar ook slechte dagen. Daarnaast bleef dat vervelende opgefokte gevoel bijna dagelijks. Dat kostte bewust en onbewust veel energie. Rond april ging het rap slechter met mij. Ik viel kilo’s af in korte tijd. Mijn nek zat zo ‘op slot’, waardoor ik continue felle steken in mijn hoofd had. De druppel was, dat ik bij de osteopaat op de behandeltafel lag en hij aangaf dat mijn lichaam van binnen helemaal op slot zat. Ik was op, naast geestelijk nu ook lichamelijk.

Er moest ingegrepen worden. Mijn lichaam gaf duidelijk een signaal af, dat alle rust van de afgelopen maanden niet deed wat het moest doen. In die dagen zagen de hulpverleners om mij heen pas echt hoe slecht ik eraan toe was. Ik heb altijd open over mijn klachten en zorgen kunnen praten, regelmatig ook met een dosis humor. Ik deed vaak nog een leuke jurk aan, make-up op. Heb ik mij beter voorgedaan dan dat ik was? Stoer doen? Ik weet het niet. Depressief ben ik niet echt geweest, maar het is zo verdomd moeilijk om te verwoorden hoe je je voelt, wat je voelt. Dat vreet aan je.

Ik moest aan de medicatie. De start was hel. Dat gun je je ergste vijand niet. Ik ben toen super begeleid door de hulpverleners om mij heen. Net rond die tijd kwam ook de oproep van de vrouwenpoli. Toen ging het rap. De medicatie ging aanslaan, ondanks de lage dosering. Ik sliep weer beter. Daarnaast ontdekte de arts bij de vrouwenpoli een flinke disbalans in mijn hormoonhuishouding, waarschijnlijk na de bevalling van mijn dochter al ontstaan. Ik startte met een natuurlijke hormoonkuur, aangevuld met supplementen. Ik bloeide weer op, temeer ook door een prachtig vaarseizoen.

Ik bloeide verder op de afgelopen maanden. Het opgefokte gevoel is weg. De angst is verdwenen. Mijn hormoonhuishouding is nog niet helemaal op orde, maar we zijn op de goede weg. Mijn energieniveau is nog niet op peil, maanden ‘overleven’ heeft er wel ingehakt, maar dat komt wel weer.

Ik heb knopen doorgehakt. In goed overleg met mijn werkgever ga ik stoppen met mijn baan en beginnen aan een nieuwe uitdaging. Ik ben klaar met dit jaar en heb onwijs veel zin in het nieuwe jaar. Een nieuw jaar, een nieuw hoofdstuk.

Ik ga geen adviezen, tips geven. Ieder mens is uniek. Luister goed naar jezelf, wees lief voor jezelf en zoek verder als je het gevoel hebt dat het niet klopt. Ik heb wel een verzoek. Jij kent vast wel iemand in jouw omgeving die ziek is, lichamelijk en/of geestelijk. Stuur eens een kaart. Een berichtje. Bel eens. Ga op bezoek. Maak een pan soep. Pluk een bos bloemen. Neem iemand mee voor een wandeling. Ziek zijn blijft klote, je moet het grotendeels toch alleen doen, maar de wetenschap dat er mensen aan je denken, helpt echt!

taart?!

Morgen ben je jarig, maar ik weet niet waar je bent.

Ik ben er boos en verdrietig om.

Je bent een paar maanden geleden naar Frankrijk vertrokken. Een soort laatste kans, omdat je hier maar met verkeerde vrienden bleef omgaan. Je met politie in aanraking kwam. Je geen juiste dagbesteding had. Gelukkig zag de rechter in dat je als basis een pure, lieve en open jongen bent en gaf je die kans.

Je bloeide snel op. Werd weer de oude Kevin zagen we op de foto´s. Je werkte hard op het land en op de camping. Je had ritme en structuur en dat deed je zichtbaar goed. Contact was via de app via je pleegmoeder. Van haar hebben we vorige week ook vernomen dat je bij hun weg bent en naar een andere plek bent verhuist. Je coach zou ons op de hoogte brengen over het waarom en waar je nu bent.

Sindsdien bleef het stil en daar ben ik boos en verdrietig om.

Daarom richt ik mij nu tot hem of haar. Zijn coach. Je werkt neem ik aan graag met deze doelgroep, jongeren met een behoorlijke bagage. Jongeren die vaak geen contact meer hebben met ouders, familie of vrienden. Jongeren met ernstige gedragsproblemen. Zwaar beschadigde jongeren. Onze jongste pleegzoon  is ook zo´n jongen. Maar hij heeft wel iets wat heel kostbaar is; een netwerk. Hij heeft nog familie, ons, zijn pleegouders en meer volwassenen uit zijn verleden die nog betrokken willen zijn.

Daarom begrijp ik niet waarom, sinds hij achttien is, de communicatie zo moeizaam verloopt. We weten nu allemaal na al die jaren wel dat hij de telefoon niet pakt, geen mail stuurt. Jullie kunnen dit allemaal in behandelplannen als doelen blijven neerschrijven, maar hij gaat het niet doen. Wij houden daarom het kostbare lijntje met hem. Want dat is alles wat hij nog heeft. Die paar mensen om hem heen die hem onvoorwaardelijk willen blijven steunen. Die mensen, die zijn gedrag lang niet altijd goedkeuren. Er ook verdrietig om kunnen zijn, als hij een verjaardag vergeet, maar er nog wel steeds  voor hem willen zijn.

Waarom heb je ons dan nog steeds niet laten weten waar hij nu woont? Een mailtje en telefoontje, zoveel moeite is dat toch niet?

Morgen wordt hij een jaar ouder. Wijzer is hij nog niet geworden met de jaren, maar op zijn manier doet hij wel zijn  best iets van zijn leven te maken, hoe uitzichtloos zijn toekomst er soms ook uitziet. Zijn gedrag keuren wij nogmaals lang niet altijd goed, maar wij bepalen zelf wat onze grens is, wat een reden zou zijn, om het contact te verbreken. Tot die tijd hebben we jou nodig! Help hem daarom om die mail te sturen, de telefoon te pakken, of doe het anders namens hem. Gewoon een teken van leven.

Dat je dat zelf niet inziet, uit jezelf niet doet, dat begrijp ik niet.

Ik hoop zo dat jij hem morgen belt, langs gaat, taart met hem gaat eten.

Ik zou het zo graag willen doen, maar ik zou niet weten hoe……..

 

achttien is maar een getal

De laatste weken is het weer veel in het nieuws; jongeren van achttien, veelal uit de jeugdzorg, die na hun achttiende geen juiste hulp meer krijgen.

Zo krom en in-en-in triest eigenlijk. Het verbaasde mij ook zeer, toen ik met jeugdzorg in aanraking kwam. Tot hun achttiende beschermen we deze jongeren. Weinig vrijheden, veel regels en afscherming van de buitenwereld. Weleens teveel naar mijn mening, maar de dag dat ze achttien worden, zeggen we; “je kan het nu allemaal alleen, succes!”

Ik weet het nog zo goed. Ik ging toen ik achttien was, stage lopen in een sporthotel in Duitsland. Een heerlijk avontuur vond ik het. Weg uit het dorp in de Achterhoek en de wijde wereld in. Maar de eerste weken viel het soms vies tegen. Hard werken, lange dagen en weinig slaap. Wie kon ik toen dag en nacht bellen? Mijn ouders. De stem van mijn vader maakte mij weer rustig en hij gaf mij het vertrouwen dat ik het kon. Ze kwamen langs, waren trots op wat ik daar deed en ik voelde dat. Onvoorwaardelijke liefde.

Na Duitsland volgde Rotterdam. Op de Mathenesserweg vond ik een kamer samen met een vriendin. Midden in de wijk Spangen. Toen, op zijn zachts uitgedrukt, niet de meest beste wijk van de stad. Voor mij één groot avontuur, maar ik hoorde ook de bezorgdheid in mijn moeders stem, als ze mij belde. Was de wijk weer in het nieuws geweest door een moord of een inval waarbij grote hoeveelheden drugs waren gevonden. Toen besefte ik het niet altijd, maar nu realiseer ik mij, dat door die bezorgdheid, ik mij als kind beschermd voelde. Iemand maakte zich zorgen om mij, om mijn veiligheid. Onvoorwaardelijk liefde.

Onvoorwaardelijk liefde. Ik gun dit ieder kind. Ik kan nog zo vaak tegen mijn pleegzonen zeggen; “We staan altijd voor je klaar.” “Je mag altijd bellen.” Ze weten dat we niet hun echte ouders zijn. Ze hebben het voor een groot deel toch alleen moeten doen. De weg na hun achttiende. Bij de één verloopt dat beter dan bij de ander, maar ik heb diep respect voor ze, hoe ze blijven proberen vorm te geven aan hun toekomst.

Daarom gun ik juist kinderen, want dat zijn ze nog als ze achttien zijn, die zijn opgegroeid binnen de wereld van jeugdzorg, alle hulp die ze nodig hebben. Juist hun. Want bij velen was er geen mama of papa op de ouderavond van school. Geen taart die mama heeft gebakken voor je verjaardag. Geen aanmoediging langs de zijlijn tijdens het zwemmen of een voetbalwedstrijd. Geen kerstballen samen ophangen in de kerstboom. Alleen maar een groep, waar je veel moest delen. Wisselende groepsleiders. Geen onvoorwaardelijke liefde.

We moeten ze niet laten vallen na hun achttiende. Dat verdienen ze niet. Juist zij verdienen extra aandacht en hulp. Zodat ze geloven in een toekomst. Ze gaan denken in kansen en mogelijkheden. Ze vertrouwen krijgen. Want niemand is op zijn/haar achttiende ineens klaargestoomd om de wijde wereld in te stappen. Niemand is gelijk volwassen. Dit gaat met vallen en opstaan. Met of zonder onvoorwaardelijke liefde. Laten we daarom voor deze groep kinderen, die niet altijd voelen wat onvoorwaardelijke liefde is, extra lief zijn. Er zijn.