De laatste weken is het weer veel in het nieuws; jongeren van achttien, veelal uit de jeugdzorg, die na hun achttiende geen juiste hulp meer krijgen.
Zo krom en in-en-in triest eigenlijk. Het verbaasde mij ook zeer, toen ik met jeugdzorg in aanraking kwam. Tot hun achttiende beschermen we deze jongeren. Weinig vrijheden, veel regels en afscherming van de buitenwereld. Weleens teveel naar mijn mening, maar de dag dat ze achttien worden, zeggen we; “je kan het nu allemaal alleen, succes!”
Ik weet het nog zo goed. Ik ging toen ik achttien was, stage lopen in een sporthotel in Duitsland. Een heerlijk avontuur vond ik het. Weg uit het dorp in de Achterhoek en de wijde wereld in. Maar de eerste weken viel het soms vies tegen. Hard werken, lange dagen en weinig slaap. Wie kon ik toen dag en nacht bellen? Mijn ouders. De stem van mijn vader maakte mij weer rustig en hij gaf mij het vertrouwen dat ik het kon. Ze kwamen langs, waren trots op wat ik daar deed en ik voelde dat. Onvoorwaardelijke liefde.
Na Duitsland volgde Rotterdam. Op de Mathenesserweg vond ik een kamer samen met een vriendin. Midden in de wijk Spangen. Toen, op zijn zachts uitgedrukt, niet de meest beste wijk van de stad. Voor mij één groot avontuur, maar ik hoorde ook de bezorgdheid in mijn moeders stem, als ze mij belde. Was de wijk weer in het nieuws geweest door een moord of een inval waarbij grote hoeveelheden drugs waren gevonden. Toen besefte ik het niet altijd, maar nu realiseer ik mij, dat door die bezorgdheid, ik mij als kind beschermd voelde. Iemand maakte zich zorgen om mij, om mijn veiligheid. Onvoorwaardelijk liefde.
Onvoorwaardelijk liefde. Ik gun dit ieder kind. Ik kan nog zo vaak tegen mijn pleegzonen zeggen; “We staan altijd voor je klaar.” “Je mag altijd bellen.” Ze weten dat we niet hun echte ouders zijn. Ze hebben het voor een groot deel toch alleen moeten doen. De weg na hun achttiende. Bij de één verloopt dat beter dan bij de ander, maar ik heb diep respect voor ze, hoe ze blijven proberen vorm te geven aan hun toekomst.
Daarom gun ik juist kinderen, want dat zijn ze nog als ze achttien zijn, die zijn opgegroeid binnen de wereld van jeugdzorg, alle hulp die ze nodig hebben. Juist hun. Want bij velen was er geen mama of papa op de ouderavond van school. Geen taart die mama heeft gebakken voor je verjaardag. Geen aanmoediging langs de zijlijn tijdens het zwemmen of een voetbalwedstrijd. Geen kerstballen samen ophangen in de kerstboom. Alleen maar een groep, waar je veel moest delen. Wisselende groepsleiders. Geen onvoorwaardelijke liefde.
We moeten ze niet laten vallen na hun achttiende. Dat verdienen ze niet. Juist zij verdienen extra aandacht en hulp. Zodat ze geloven in een toekomst. Ze gaan denken in kansen en mogelijkheden. Ze vertrouwen krijgen. Want niemand is op zijn/haar achttiende ineens klaargestoomd om de wijde wereld in te stappen. Niemand is gelijk volwassen. Dit gaat met vallen en opstaan. Met of zonder onvoorwaardelijke liefde. Laten we daarom voor deze groep kinderen, die niet altijd voelen wat onvoorwaardelijke liefde is, extra lief zijn. Er zijn.
Wat heb je dat weer goed onder woorden gebracht Erma. Inderdaad kunnen die jongeren niet ineens “groot” zijn en hebben ze ondersteuning nodig.